groep 1-2
Het is voorjaar, het thema is bloemetjes en bijtjes.
Kriebelbeestjes staan centraal deze keer
Kriebelbeestjes staan centraal deze keer
Wormen zijn belangrijke dieren voor de aarde.
Als we op straat lopen beseffen we niet
dat er in de grond hard gewerkt wordt.
Wormen eten half verteerde blaadjes en dode beestjes.
Het zijn de grote opruimers in de natuur.
Ze brengen lucht in de aarde door de gangen die ze graven.
De wormenpoep zorgt voor luchtige, losse, vruchtbare aarde.
Wormen hebben een kop en een staart
en een verdikt gedeelte in het midden: het zadel.
Ze hebben geen ogen en oren en geen pootjes.
Een worm bestaat uit segmenten.
We zien de segmenten als streepjes.
Hoe ouder een worm hoe meer segmenten hij heeft.
Een worm kan wel 6 jaar oud worden en 30 cm lang.
Dat is wel uitzonderlijk!
We gaan de segmenten tekenen.
We tekenen streepjes in het lijfje.
Het is een arceer oefening.
Arceren is een goede oefening voor het trekken van rechte lijnen
en evenwijdige neerhalen.
De belangrijkste letterdelen zijn de neerhalen.
Op het blaadjes staat een worm die gedeeltelijk boven de grond komt.
Als de streepjes in het lijfje boven de grond zijn getekend
dan mag de worm onder de grond getekend worden.
We tekenen daar ook streepjes in.
Er zijn een paar variaties:
In het verhaaltje komen ook de vijanden van de wormen:
de mol en de vogels ter sprake.
In de tekeningen verschijnt daardoor ook hier en daar een molletje:
Er worden kriebelbeestjes getekend in de grond:
En bloemen, gras, de lucht en een zonnetje boven de grond:
Bij het thema kriebelbeestjes passen ook deze dieren: