Totaal aantal pageviews

maandag 10 oktober 2011

Superheldenmasker


groep 1-2

Het boekenweekthema is: Helden.
De kleuters gaan zoeken naar de held in zichzelf:
Wat durf je al en wat kan je al goed?
Durf je al zonder zijwieltjes te fietsen?
Durf je al door het gat te zwemmen tijdens zwemles?


In het verhaaltje wordt gevraagd wanneer je een held bent.
Het verteld ook hoe Superhelden eruit zien.
Omdat Superhelden een speciaal pak en een masker dragen 
gaan we vandaag een Superhelden-masker maken.
Het wordt een Superhelden-masker voor jezelf.


De opdracht is:
Teken honderd-duizend-miljoen keer een luie 8 in het masker.
Waarom zo veel?
De luie 8 is een oefening voor het laten samenwerken
 van de linker en de rechterhersenhelft.
Het is een oefening die we niet vaak genoeg kunnen maken.
Dit is weer een mooie gelegenheid.
De opdracht is verder niet zo uitgebreid 
en zo zijn de kinderen toch even bezig.
Als we hem inderdaad heel veel maken 
dan is het masker ook gelijk mooi ingekleurd.


Dit masker is gemaakt met heeel veeeel luie achten. 

Lang niet alle kinderen kunnen de luie 8 goed maken.
Lukt het niet dan worden ze geholpen.
Zo aan het begin van het schooljaar 

moest een vrij groot aantal kinderen worden geholpen.
Door de luie 8 samen te maken 

ging het op den duur bij een aantal zo goed dat ze het alleen af konden.


Wat kan er fout gaan?
Kinderen houden het blad in de lengte 
of ze kruisen niet in het midden of ze gaan cirkels maken rond de ogen:


Tot slot mogen de kinderen het masker op hun eigen manier afmaken.
Omdat veel supermannen de super eigenschappen van een dier hebben 
kunnen ze een masker maken met wat dierenkenmerken.
Tijdens de instructie is de kat als voorbeeld genomen.
Een kat kan onhoorbaar sluipen, hij is lenig en heeft scherpe ogen en goeie oren.
Daarom zijn er veel oortjes en snorharen ed. getekend. 


Als allerlaatste kan het het masker nog worden uitgeknipt.
Vertel dat op het allerlaatst, als de tekening helemaal klaar is.
Als uitknippen kan, print het masker dan uit op wat steviger papier.





vrijdag 7 oktober 2011

Spiderman


Groep 1-2-3

De meeste kleuters kennen hem niet zo goed.
Ze zijn ook eigenlijk nog te jong voor zijn films.
Spiderman is verzonnen als een tienersuperheld.


 
 Peter Parker is een eenzame, verlegen, zeer slimme scholier.
Hij wordt gebeten door een gemuteerde spin.
Hij krijgt daardoor super spinnenkrachten 
waar hij mee om moet leren gaan.
Hij wordt uiteindelijk een superheld die alle schurken verslaat.




Spiderman is een mooie gelegenheid 
voor een opdracht met strakke rechte lijnen.
De opdracht is:
Kleur Spiderman heel netjes in met ronde bewegingen.
Maak het web met rechte strakke lijnen.
 De kinderen krijgen een rood en blauw potlood.

Het tekenen van het web wordt voorgedaan: 
We tekenen rechte lijnen en bij elke hoofddraad 
wacht je even voor je verder gaat.
Net als een spin zijn draad aanhecht aan de spaken van zijn web
zo moeten de kinderen hun lijn ook 'aanhechten'.

Dit is niet de bedoeling.
 
Als kinderen te snel willen tekenen wachten ze niet 
en maken ze het web eerder rond dan hoekig en recht.
Dat gebeurde dus in de eerste klas waar deze les werd gehouden.

net op school 

Om het achter elkaar door tekenen van het web te voorkomen
kregen de kinderen in de andere klassen de opdracht om van kleur te wisselen.
Dus een streepje rood en een streepje blauw. 

 

Dat hielp!
Vinden de kinderen het nog te moeilijk 
om het web achter elkaar door te tekenen
 dan is de volgende variant ook goed:
Teken streepjes onder elkaar.


Streepjes tekenen is best lastig als je 4 jaar bent, 
dus verzin je een andere variatie:



 Als de tekening af is en er is nog tijd over
dan mogen de kinderen aan de achterkant zelf iets tekenen.
2 Super tekenaars uit groep 3 tekenden: Spiderman en Batman.





woensdag 28 september 2011

Arceren en kleuren




Arceren en inkleuren 
vormen de basis van de eerste schrijfoefeningen 
van de schrijf methode Schrift.

De oog-handcoördinatie wordt door het arceren geoefend.  

Arceren is een goede oefening 
voor het trekken van rechte lijnen en evenwijdige neerhalen. 
De belangrijkste letterdelen zijn de neerhalen.
Er kan gearceerd worden met rondjes, ellipsen, kruisjes enz.                 
De oefeningen zorgen ervoor dat het kind later aandacht krijgt 
voor de juiste letterafstand en letterromphoogte.


Het arceren wordt gekoppeld aan het leren kleuren.
                Kleuren is niet altijd iets dat kinderen al van zichzelf kunnen.                             
Kleuren wordt als basisvaardigheid verwacht 
maar wordt niet aangeleerd en begeleid.





Waarom worden er rondjes gekleurd?
 Het kleuren met kleine, ronddraaiende bewegingen zonder  plekjes open te laten,  
oefent de gebogen lijndelen die tijdens het schrijven nodig zijn.
Het oefenen van kleine bewegingen,
 kleiner dan 1 cm zijn nodig voor het schrijven.

We zien kinderen het meest heen en weer kleuren, vanuit de schouder en de pols.
Het potlood raakt makkelijk twee keer dezelfde plek, 
ook kan het zijn dat er plekken niet geraakt worden, 
er blijven dan open plekken in het kleurwerk.
Met kleine ronddraaiende bewegingen is dit niet mogelijk.  
De hand wordt regelmatig verplaatst
 als we met ronddraaiende bewegingen kleuren.
Dit is precies wat met schrijven ook gebeurt.

Door te kleuren met kleine, ronddraaiende bewegingen 
hebben we meer controle over het potlood.
De bewegingssnelheid is gelijkmatiger.
Zo leert het kind dat het potlood niet alleen maar heen-en-weer verplaatst kan worden 
maar dat er zijn meer bewegingen mogelijk zijn. 

Vaak zijn kinderen met een slecht handschrift 
ook onnauwkeurig bij het tekenen.
Door het kind te leren kleuren
 met kleine ronddraaiende bewegingen krijgt het meer beheersing 
over het te kleuren vlak, dit versterkt het ‘grafisch zelfbewustzijn’.

Het 'heen-en-weer-kleuren' kan hardnekkig zijn. 
Het kind is het niet gewend om vanuit de vingers te werken.

Het is belangrijk dat kinderen vanaf het begin
 leren om nauwkeurig waar te nemen,
 nauwkeurig uit te voeren én nauwkeurig te controleren.
De grote vraag na het inkleuren van een kleurvlak is 
of er nog witte plekjes te zien zijn.  
   De witte plekken moeten alsnog worden ingekleurd.
Keur geen vlakken goed waar nog iets aan mankeert.
Een nauwkeurige houding is net zo belangrijk als de oefening zélf.


Voor het inkleuren gelden de volgende kwaliteitscriteria:

1. Binnen de lijntjes kleuren
2. Geen witte plekjes overlaten
3. Egaal inkleuren
4. Rondjes zo klein, dat je ze niet meer terugziet
5. Bij toonverloop, traploze toonovergang

Voor arceren gelden de volgende kwaliteitscriteria:

1. Alle lijntjes even recht (of even gebogen)
2. Alle lijntjes op gelijkmatige afstand (gelijke spatie)
3. Alle lijntjes evenwijdig
4. Geen lijntjes door de buitenlijnen
5. Geen lijntjes op enige afstand van de buitenlijnen




maandag 26 september 2011

Leren schrijven








Schrijven is een instrumentele vaardigheid volgens de schrijf methode schrift.
Met een goede uitleg, begeleiding en oefening 
leren we schrijven net zoals we een instrument leren bespelen 
of leren eten met mes en vork.

Een juiste werkhouding en en goede pen greep zijn belangrijk.
Bij een goede pen greep 
ligt de middelvinger onder de pen 
en de wijsvinger en duim van de zijkant tegen de pen.


De juiste werkhouding is: 
Goed aangeschoven zitten tussen rugleuning en tafelrand.
Er is geen ruimte tussen de buik van het kind en de tafelrand.   
                       Het hoofd rechtop, de schouders evenwijdig aan de tafelrand.                         
De voeten naast elkaar. 
De hele schrijvende of kleurende onderarm op tafel.


Er wordt gewerkt met: 
dunne 6 kantige (kleur)potloden, 
0,5 mm vulpotloden, vulpen, gelpen of dunne fineliner. 

Lees op deze pagina over het gebruik van potloden en pennen.









                  





vrijdag 23 september 2011

Oefenen.


 


Stichting Schriftontwikkeling heeft onderzocht 
hoe het schrijfonderwijs al op jonge leeftijd kan worden ondersteund. 
Ze hebben voor jonge kinderen mooie kleuroefeningen ontwikkeld.
Ze gebruiken de gewone 6 kantige kleurpotloden.

We gebruiken voor de kleuters vaak te dik kleur- en schrijfmateriaal 
waardoor het buigen en strekken vanuit de vingers moeilijk  is.
Gebruiken we te dik materiaal dan dwingen we het kind min of meer 
om vanuit de schouder-motoriek te werken.  
Al vanaf de jaren '60’ van de vorige eeuw is bekend 
dat de schouder-motoriek en de hand-vingermotoriek 
onafhankelijk van elkaar worden aangestuurd. 
We hoeven dus niet eerst de schouder-motoriek te ontwikkelen
 voor we aan de fijne motoriek toekomen.


Dhr. Netelenbos schrijft over de motorische mogelijkheden 
van het jonge kind (vanaf 2 jaar!) het volgende: 

Zowel rijping àls oefening in de eerste levensjaren 
zijn van belang voor het optreden van veranderingen in motorisch gedrag.  
Ook leerervaringen spelen vanaf de geboorte mee bij de ontplooiing van dit gedrag. 

Na het 2de levensjaar, 
wanneer de primaire sensorische en motorische gebieden 
van de cortex zijn volgroeid, neemt de invloed van rijpingsfactoren 
op het grof motorisch gedrag beduidend af. 
                                                                 
Na het 4de levensjaar is ook de groei van het cerebellum voltooid, 
wat betekent dat ook bij de regulatie van het fijn motorisch gedrag
 leerervaringen een grotere rol kunnen spelen dan voorheen.”

Dus: niet alleen het ‘rijpen’ van het 2 jarige kind is belangrijk 
bij de ontwikkeling van de motoriek óók oefening! 

Na het 2de levensjaar spelen de rijpingsfactoren
 een minder grote rol voor de oefening van de grove motoriek. 
Na het 4de levensjaar geld dit  ook voor de fijne motoriek.

Volgens de deskundigen kunnen we dus 
gewoon gaan oefenen met jonge kinderen.
Als we oefenen moet dit zoveel mogelijk 
overeenkomen met de werkelijke situatie.
Daarnaast is goede feedback heel belangrijk.

Afbeeldingsresultaat voor kind speelt piano

Niemand heeft ooit leren pianospelen
door er een boek over te lezen.
Edel Maex

zondag 18 september 2011

Gijs Voskuyl




Gijs Voskuyl is docent modeltekenen geweest
aan de Academie in Rotterdam
van 1950 tot 1980.
Daarna heeft hij oa. lesgegeven in het Oude Raadhuys in Spijkenisse

Begin jaren 90 heb ik een aantal jaren les gehad van Gijs Voskuyl.
Hij was toen rond de 80 en gaf nog wekelijks portret en modellessen
(Hij is in 2004 gestorven en 89 jaar geworden.)

                                         
Voskuyl tekende altijd met 6b potlood.
Altijd op grote vellen wit papier.
Altijd met een model.
Elke houding, elke spier en elk detail wist hij op papier te vangen.
Je leerde KIJKEN bij hem
én je leerde je potlood gebruiken.


Hij wist alle licht-donker nuances uit zijn potlood te halen.
Hij gaat van het donkerste zwart naar het lichtste wit.
Hij gebruikte zijn potlood en papier zo dat de onderlaag van zijn papier wit bleef.

*

Papier heeft een structuur: 
Als te hard op je potlood drukt smeer je de 'kuiltjes' in je papier dicht 
en kan je niet veel meer met je papier.
Kleur je op de bovenlaag van je papier dan blijft de onderlaag wit
De tekening blijft zo altijd 'open'
terwijl je toch heel donker kan werken.
We noemden dat 'greinen'
maar die term kan ik nergens terug vinden op Google.


Ik leerde portretten tekenen in de stijl van de meester.


Later ben ik zijn stijl los gaan laten en ben ik met kleur gaan werken.


Nog later ontstond een eigen vormentaal 
op een cursus "Eigen Stijl Ontwikkelen"
en ben ik gaan werken in een gemengde techniek. 
Potlood en kleurpotlood hebben nog steeds mijn voorkeur.
Het greinen is er altijd ingebleven.
Rondjes kleuren had ik ergens op de lagere school al een keer meegekregen.
Dat laatste probeer ik nu de kinderen mee te geven.